De werkkampen boden huisvesting aan tewerkgestelde werklozen
In de jaren 1930-1940, de zo genaamde crisisjaren, was er heel veel werkloosheid. De regering richtte werkverschaffingsprojecten op om werkloze arbeiders zinvol werk te geven. Deze projecten waren in het hele land, maar voornamelijk in het oosten en noorden. Omdat men niet dagelijks heen en weer kon reizen, werden de arbeiders in kampen gehuisvest en gingen ze eens per twee weken naar huis. Het werk was zwaar en men kreeg een karig loon. Het werk was niet vrijwillig, wie niet kon of wilde werken, was aangewezen op armenzorg. In deze regio werd het werk georganiseerd door de “Ontginningsmaatschappij Overijssel”. Die ging over aankoop en verkaveling van gronden, wegenaanleg, afwatering enz. Deze ontginningsmaatschappij maakte de plannen voor wegen: Mr. J.B. Kanlaan, Ir. J.J. Gorterlaan, Dekkersweg, Schapendijk, Domineesakker en de wegen in het Staatsbos. Er werden sloten gegraven voor een doelmatige afwatering en de gronden werden verkaveld voor boerenbedrijven. Het Staatsbos werd aangeplant met de wegen, wandelpaden en een vijver voor de recreatie. De uitvoering van het werk werd meestal door de Ned. Heidemij verricht. In Staphorst gebeurde dit door de Grontmij.
Werkloze arbeiders
Periode, tijdvak:
Kamp Het Wijde Gat is in 1930 in gebruik genomen. De arbeiders kwamen per trein vanuit o.a. Amsterdam en Den Haag. De trein stopte en men moest langs de lijn uitstappen en dan te voet naar het kamp. In de oorlog 1940-1945 moest iedere werkloze naar Duitsland om te werken en daar door liep het kamp geleidelijk leeg. De oorlog legde ook de koopvaardijvloot stil, zodat het personeel van deze schepen ook naar werk zocht. Dit waren vaak Chinezen; van juli 1941 tot ca. juni 1942 zijn er ook een aantal in Kamp Het Wijde Gat ondergebracht. Van juli 1942 tot 3 oktober 1942 zijn er Joden ondergebracht. Deze zijn daarna via Meppel naar Westerbork afgevoerd en vervolgens naar concentratiekampen in Duitsland. Zie bord Joodse periode. In 1944 is een deel van Zeeland geïnundeerd en moest de bevolking verhuizen waarbij er ook enkele gezinnen tijdelijk in het kamp zijn ondergebracht. Daarnaast zijn er ook incidenteel gezinnen geweest voor enkele weken of dagen. Daarna is het kamp bevolkt door sociaal zwakkere personen, waar geen andere plek voor was. In 1947 zijn de barakken verkocht.
Aankomst bij het kamp
Het Kamp
De inrichting van het kamp
Er waren 2 woonbarakken met elk 6 units waarin 8 personen verbleven. Elke unit had een woonkamer voorzien van een tafel met 8 stoelen, een kachel, een kast en een slaapgedeelte met 8 houten bedden met dekens en strozakken. Tussen de barakken stond een pomp met wastroggen waar men zich kon wassen. Achter op het terrein waren latrines als toiletvoorziening.

Ontspanning
Bij de entree van het kamp was een kantine waar men ’s avonds en in het weekeinde bij elkaar kon zitten. Een enkele keer werd er een gezellige avond gehouden met muziek. Er was ook een beheerderswoning voor de kampbeheerder en zijn gezin. Vlak bij de kantine was een keuken, waar de kok voor iedereen kookte en men aan het eind van de werkdag per kamer het eten op kon halen. Achter de keuken was nog een wasruimte waar men kleren en dergelijke kon wassen.
